Via de tabbladen van dit menu kan informatie over de basis van aquarelleren worden gevonden.
Gedeeltelijk werd WikipediA (https://nl.wikipedia.org/wiki/Aquarel) als bron gebruikt.
Aquarelverf bestaat in de vormen:
De verf bestaat vrijwel alleen uit zuivere pigmenten vermengd met arabische gom als een bindmiddel dat zorgt voor de vervloeiing van de pigmentdeeltjes in het water om het vlokken (floculeren) te voorkomen, alsmede glycerine of een ander wateraantrekkend middel voor een betere bevochtiging. Vaak wordt aquarelverf "transparant" genoemd, waarbij een tegenstelling tot het dekkende plakkaatverf gemaakt wordt. Kenmerkend voor de zuivere aquareltechniek is echter dat er zich geen echte verffilm vormt. Normaliter wordt het bindmiddel volledig door het papier geabsorbeerd en de gom dient in dat geval niet eens voor de hechting van de pigmentdeeltjes aan het papier (zonder bindmiddel zou die in feite zelfs veel sterker zijn) en er wordt daarom veel gom gebruikt om het verwassen ofwel "verstrijken" van het pigment mogelijk te blijven houden. Het voorkomt dat de pigmentkorrels te diep in de papiervezel dringen. Er ontstaat dus geen transparante verffilm zoals bij het glacis in de olieverftechniek, waarbij het licht als door gekleurd glas gebroken wordt. De illusie van transparantie wordt bij aquarel veroorzaakt door het feit dat het onbedekte witte papier direct tussen de opliggende pigmentdeeltjes zichtbaar is. De meeste aquarelschilders gebruiken dan ook geen wit. Het wit in een aquarel bestaat simpelweg uit het onbeschilderde papier. Sommigen gebruiken maskeervloeistof op basis van latex om gedeelten van het papier af te dekken, zodat die tijdens het werk wit blijven. Het rubberlaagje kan er na het schilderen weer afgetrokken worden. Anderen gebruiken dekkende witte verf om accenten aan te brengen, maar daar moet spaarzaam mee worden omgegaan, wil het typische aquareleffect niet verdwijnen.
Soms wordt de verf gebruikt zoals die puur uit de tube komt, maar het mengen van de verschillende kleuren is ook eenvoudig mogelijk, hoewel het mengen van meer dan twee kleuren niet altijd tot een bevredigend resultaat leidt. Sommige kleuren verdringen elkaar in de natte verf, een verschijnsel waar ervaren schilders handig gebruik van kunnen maken.
Tijdens de industriële productie wordt eerst de gom in water opgelost. Dit mengsel wordt dan gefilterd en gemengd met het bevochtigende hygroscopisch middel: hydromel (glycerol, suiker of honing met water) waaraan ossengal is toegevoegd. Dit geheel wordt dan via de driewals met het voorbevochtigde pigment tot een smedige massa gekneed. Het pigment wordt hierdoor nog verder vermalen. Soms gebruikt men porseleinen in plaats van stalen walsen, om vervuiling met staalslijpsel te voorkomen. Uiteindelijk wordt een conserveringsmiddel, vroeger vaak fenol, tegenwoordig een alcohol, toegevoegd om beschimmelen te voorkomen.
Bijna alle in de schilderkunst gebruikelijke pigmenten kunnen in de bereiding van aquarelverf toegepast worden. Het bindmiddel gaat er geen ongewenste reacties mee aan. De sterk dekkende kracht die sommige pigmenten bezitten is voor de aquareltechniek irrelevant. Ook bijzonder doorzichtige pigmenten hebben op zich geen meerwaarde omdat er bij het schilderen meestal toch geen echte verffilm ontstaat. Zulke "glacerende" pigmenten hebben echter wel vaak een groot kleurend vermogen wat een nuttige eigenschap is bij de aquareltechniek omdat ze de papiervezel een verzadigde kleur kunnen geven.
Door de eenvoudige samenstelling kan de schilder in principe zonder veel moeite zelf aquarelverf vervaardigen. Echter, de pigmenten die tegenwoordig los te koop zijn, hebben meestal een grotere korrel dan die welke in de beste industriële aquarelverven gebruikt worden. Dit leidt tot een zichtbaar slechtere vervloeiing. Ook luistert de verhouding tussen gom en pigment heel nauw. Bij te veel gom blijft het papier na droging glanzen; te weinig gom leidt tot een te mat effect bij partijen waarop veel kleur aangebracht wordt.
Omdat in de aquareltechniek het papier niet slechts drager is maar het direct zichtbare oppervlak van het werk vormt, is de kwaliteit van het grootste belang. Alleen houtvrije soorten zijn geschikt, idealiter van lompenpapier gemaakt. Vanwege de blootstelling aan grote hoeveelheden water met een sterk oplossend vermogen, is een correcte verlijming van de vezel een eerste vereiste. Deze voorkomt ook dat de uiterst fijne pigmenten die in aquarelverf toegepast worden, te ver in het papier dringen en gaan "bloeden". Er worden dan ook speciale soorten aquarelpapier op de markt gebracht; de duurste typen zijn zeer prijzig.
Belangrijk aan aquarelpapier is dat het niet bestaat uit houtpapier, gebleekt door chloorwater. Het vroeger geproduceerde normale papier vergeelde op den duur en het chloor tastte het pigment aan.
Daar men in aquarellen veel het wit van het papier gebruikt, is het belangrijk om wit lichtecht papier te gebruiken. Gekleurd papier beënvloedt het coloriet sterk. Omdat er geen echte beschermende verffilm ontstaat, zijn aquarellen veel kwetsbaarder voor ultraviolet licht dan olieverfschilderijen. Zowel het papier als het pigment wordt door de straling aangetast, een reden om het werk achter glas te plaatsen.
Er zijn vele soorten aquarelleerpapier. Dik papier, meestal tussen de 200 gram tot 300 gram (of zwaarder; technisch gezien is het dus karton) werkt vaak prettiger dan de dunnere soorten, omdat het minder gevoelig is voor bolling. Het oppervlak van het papier kan grof zijn of glad. De meeste kunstenaars prefereren een enigszins ruw oppervlak, vanwege de interessantere textuur en vervloeiingseffecten. Ook voorkomt dit de vorming van de vaak als lelijk of amateuristisch ervaren "kringen" bij het opdrogen.
Het water van de aquarelverf verandert de structuur van het papier, het gaat bol staan. Het is raadzaam om het papier vooraf op te spannen. Dit kan met voorgelijmde papieren tape, punaises of nietjes na bevochtiging. Na droging, waardoor het papier zich als een trommelvel spant, is het papier klaar om te beschilderen. De bolling tijdens het schilderen blijft zo beperkt en na hernieuwde opdroging trekt het papier weer glad. Is het werk klaar dan kan het losgesneden worden. Er is echter ook een methode om het papier naderhand weer geheel vlak te krijgen zonder dat het ooit is opgespannen. Dit kan door de achterkant van het papier voorzichtig nat te maken met een sponsje. Vervolgens moet men het natte vel tussen twee schone vellen papier leggen en met een warme (niet te hete) strijkbout uit strijken. Dit resulteert weer in een uiterst glad vel papier.
Aquarelpenselen hebben vergeleken met olieverfpenselen vaak een wat kortere steel, ongeveer een lengte die gelijkstaat aan die van een potlood.
Ze bestaan in diverse varianten, die verschillen wat betreft het gebruikte haar en de kwaliteit van de afwerking. De duurste zijn de klassieke marterharen penselen, die bij de topmerken zeer prijzig zijn. Tegenwoordig worden als alternatief steeds vaker goedkopere kunststof haren gebruikt, die de laatste vijftien jaar sterk in kwaliteit zijn gestegen. Er zijn verschillende varianten. Bij sommige steviger kunststof kwasten kunnen de ietsje stuggere haren gedroogde partijen iets wegpoetsen.
Vaak gebruikt men verschillende penselen. Grote penselen die veel water op kunnen nemen voor grote vlakken en wat kleinere penselen voor het detailwerk. Een goed marterharen penseel heeft ook als het wat dikker is nog een zeer scherpe en veerkrachtige punt. De kwaliteit is als volgt te beproeven: men maakt het puntje even nat met de tong; dit dient dan donker te kleuren en een fijne puntvorm te behouden. De duurste marterharen penselen zijn doorgaans de roodmarterharen penselen. Marterhaar is echter een natuurproduct en de haren kunnen na verloop van tijd krom trekken, daarom moet men deze penselen na gebruik altijd zeer zorgvuldig in de correcte vorm terugbrengen voor het opdrogen. Kunststof haren daarentegen hebben daar geen last van, de betere kunststof haren zijn echter slechts een fractie goedkoper dan de goedkoopste marterharen en zijn desalniettemin gevoeliger voor beschadiging. Een goed penseel met een goede punt kan zeer dunne lijnen trekken, dunner dan enig fineliner-vulpotlood.